Ook onder doornstruiken groeien rozne - Erasmus

Syringa

seringsering

Type: Heerster
Staanplaats: Licht schaduw en zon
Vocht: Vochthoudend-vochtig
Grond: Humusrijk
Zuur: Zuur tot zwak zuur
Wintergroen: Nee

Kenmerken

Syringa wordt ook gewoonweg sering genoemd. De Syringa josikaea heeft donkerroze bloemen en bloeit van mei tot en met juni. De bladeren zijn donkergroen. Deze heerster wordt ongeveer 450 cm groot. Syringa verdraagt een temperatuur tot -25 gr. C. en heeft een opvallende bloeiwijze.

Syringa is geschikt voor aanplant in windbeschutte tuinen en openbaar groen. Syringa is niet geschikt voor moeilijke standplaatsen. Syringa vraagt een vochthoudende tot vochtige, humusrijke bodem met een zuur tot neutrale zuurgraad (pH = 5 - 7). Deze heerster verlangt een plekje in de zon of lichte schaduw en verdraagt zomerse hitte redelijk, als de standplaats voldoende vochtig is. Syringa is vanwege oppervlakkige worteling of grote vocht-voedingopname, lastig met vaste planten te combineren.

Bemesting

Syringa is een bloeiende heester. Hier is het belangrijk om een N:K verhouding te hebben van 1,3 – 1,8 voor een goede knopontwikkeling. Bij houtige gewassen is fosfor belangrijk gedurende het hele seizoen voor het stimuleren van de ademhaling van de plant (nodig voor het omzetten van de NPK in voor de plant benodigde eiwitten) en het afrijpen van het gewas (zodat de houtcellen goed gevormd worden).
Bemestingsadvies: N5+P2+K4 tot maximaal N9+P6+K8

Onderhoud

Seringen houden van een voedselrijke grond. Op arme gronden moet je zo nu en dan mest geven. Om de paar jaar moeten bloemtakken direct na de bloei tot vlak boven de grond weggesnoeid worden.

Snoeien

Over snoei bij seringen lopen de meningen uiteen. Sommigen beweren dat je ze niet moet snoeien omdat dat ten koste gaat van de vorm en de bloei van de plant. Anderen beweren dat regelmatige snoei de planten juist beter in vorm houdt en rijker laat bloeien. Bij jonge seringen verwijderen we meestal de binnenste van de twee eindknoppen. Zo wordt de heester later breder en open van structuur. Bij oudere heesters verwijderen we in februari maart maximaal een kwart van de oudste takken. Bij geënte exemplaren heeft de onderstam heeft vaak de neiging uit te lopen. Deze uitlopers snoeien we zo ver mogelijk weg tot het punt van oorsprong. Na de bloei knippen we de uitgebloeide bloemscheuten af tot het eerste bladpaar dat we tegenkomen. Niet verder, want dat kan ten koste gaan van de bloei in het volgende jaar. Voor syringa vulgaris geldt dat we haar in noodgevallen terug kunnen snoeien tot op kniehoogte. Ze loopt dan gewoon weer uit. Ze zal dan de eerste jaren natuurlijk niet bloeien en ze heeft begeleidingssnoei nodig om er voor te zorgen dat ze mooi gevormd terugkeert.